Frank versus

Nov 14, 2008 09:55

Het is klaar, het is af, ik heb zojuist op 'verzenden' gedrukt en nu rest er niets dan wachten op de uitslag, 1 januari 2009. Of nee, er rest nog iets: genieten van het gevoel dat ik het heb gedaan: ik heb een stuk geschreven. Jawel!

Het hele stuk; Décor
Kamer op het midden van toneel. Ernaast ruimte om te lopen, en een raam in de achterwand zodat men ook achter de kamer kan kijken. Ervoor ook ruimte waar mensen lopen.
In de kamer staan twee stoelen en een televisie, stereo - één van de twee staat altijd aan, omdat Frank niet van stilte houdt, en om te benadrukken dat er buiten een hele wereld gaande is waar hij niet aan meedoet. De kat in het stuk komt niet op het toneel voor. Er wordt wel naar gewezen, hij wordt aangehaald - maar hij is er niet.
Voor, langs en achter de kamer lopen continu mensen rond (de 3 andere acteurs). Dit zijn geen specifieke personages, gewoon ‘de mensen buiten’. Ze dragen dus ook steeds andere kleren. Er gebeuren dingen buiten: mensen maken ruzie, omhelzen elkaar, rollen over de grond, zitten geanimeerd op de grond te praten, maken foto’s - alles geluidloos.

Personages
Frank: hoofdpersoon
Constantijn, de onzichtbare kat
Jelmen: broer van Frank
Vrouw
Meisje: het meisje dat tenslotte Frank uitnodigt om naar buiten te komen. Loopt continu buiten rond in dezelfde kleren.

NB: er zijn twee vaste rollen: Frank en Meisje. De andere worden afgewisseld; als de vrouw dus niet op het toneel is, loopt die acteur in verschillende kleren over het podium.

Aanvang
Als het publiek de zaal binnenkomt, zit Frank al in de stoel televisie te kijken. Het liefst televisiebereik op het podium, zodat hij kan zien wat de mensen zouden kijken als ze thuis waren gebleven: DWWD/het journaal.
Op aanvangstijd van het stuk dooft het zaallicht, maar er gebeurt de eerste minuut niets bijzonders: Frank kijkt televisie.

Scène 1

Klop op de deur, Frank zet televisie uit, doet deur open.

F: Hee
J: Hallo
F: Wat doe jij nou hier?
J: Mag ik binnen komen?
F: Oh, ja natuurlijk, kom erin.
F jaagt imaginaire kat van de stoel
F: Constantijn, ksst! Ga zitten. Hoe gaat het met jou?
J: Goed hoor. Jij?
F: Ja goed.
F: Wat kom je eigenlijk doen?
J: Marileine en ik gaan morgen met vakantie. Daarom ben ik hier, ik wilde vragen of jij misschien eens in de zoveel tijd de planten water wilt geven en de post sorteren. Normaal doen de buren het, maar die zijn zelf weg.
F: Waar ga je heen?
J: IJsland.
F: Als je weg gaat, ga je ook echt ver weg, hè?
J: Het leek ons mooi, de natuur, Reykjavik. En het kost bijna niks nu.
F: Is wel koud he?
J: Ja, dat wel.
F: Hebben ze daar pinguins?
J: Geen idee.
F: Ik denk het wel, van die kleine. Geen keizerspinguins, die wonen alleen op Antarctica. Maar in IJsland, ach, waarom niet, het is natuurlijk koud. En er wonen weinig mensen, daar houden pinguins van.
J: Geen idee. Maar dan. Kun jij dan een beetje op het huis passen?
F: Oh ja. Nou. Dat weet ik eigenlijk niet. Ik bedoel, ik ben natuurlijk best druk.
J: Oh?
F: ..en ik weet niet of ik er wel de aangewezen persoon voor ben.
J: Sinds wanneer ben jij druk, dan?
F: Nou dat weet ik niet. Gewoon. Altijd wel geweest.
J: Waarmee dan?
F: Ja pff. Waarmee niet. De dagelijkse dingen. Brood smeren, de krant lezen, afwassen, stofzuigen - het huishouden. Dat is een dagtaak, hoor. Het was laatst ook op Oprah. Er moet altijd iemand zijn met als primaire taak het huishouden, anders loopt het mis. Het is een dagtaak en iemand moet die vervullen. Dat ben ik.
J: Ja, je kat gaat het niet doen natuurlijk.
F: Op Constantijn hoef ik niet te rekenen, nee.
J: Maar denk je niet dat je tussen al dat werk eens in de twee dagen een half uurtje kan vinden om even bij ons de planten en de post te doen? Of ben je zo druk dat je zelfs dat halve uurtje niet kan missen? Dan kun je de televisie wel weg doen, hoor. Zonde van het geld. Toch geen tijd om te kijken.
F: Ik voel me altijd zo serieus genomen door jou.
J: Ja, sorry hoor. Maar wat wil je nou man? Je doet niks, zit hier maar alleen -
F: - met Constantijn -
J: - met die apathische kat van je.
J begint door de kamer te lopen
J; Jezus man, die kat komt vaker buiten dan jij!
F: Wat moet ik zo nodig buiten dan? Hier is alles wat ik nodig heb: stromend water, warm of koud op verzoek, eten in de ijskast en een tweepits fornuis, televisie en radio, een bed en een stoel, een telefoon en een kat.
J: Kan wel zijn, maar je verliest het contact met de wereld.
F: Ik heb liever contact met mezelf dan met de wereld.
J: Je wilt toch weten wat er buiten gaande is!
F: De krant wordt elke dag bezorgd.
J: Je moet bewegen.
F: Ik heb een Wii Gymnastics.
J: Frisse lucht?
F: Open raam.
J: Praat jij wel eens met anderen?
F: Tegenwoordig hoef je daarvoor je huis niet meer uit. Het is de 21ste eeuw, we hebben telefoon, televisie, internet. Er is geen enkele reden om überhaupt nog naar buiten te gaan.
J: Luister nou eens naar jezelf, man!
F: Ik luister heel goed naar mezelf. Dat is wat ik doe. Ik weet wat ik nodig heb, en ik heb het hier verzameld. Ik heb mijn eigen wereld gemaakt. Dit is mijn thuis. Hier ben ik graag. Ik hoef niets te zoeken, alles is hier. Wat mis ik nog? Wat heb ik in godsnaam nog nodig?
J komt tot stilstand, vist in zijn broekzak
J: Goed. Laat maar. Hier heb je m’n sleutel, zie maar wat je doet.
J loopt het huis uit en slaat met de deur.
F: Goede reis hè.

Intermezzo

F loopt naar de televisie, zet ‘m aan. March of the Penguins.

F: ‘Dit is een film om te kalmeren. Een wereld waarin alles zwart-wit is, waarin het draait om overleven en doorgeven. Eten, eieren, liefde. Genen. Ik hoef deze film aan niemand uit te leggen, iedereen heeft ‘m gezien, iedereen weet van de reis van 100km die vrouw- en manpinguin van elkaar gescheiden minstens 3 keer afleggen. Te voet.
Wel wat anders dan de Dam tot Dam loop, zonder feloranje ING-bidons, snackkramen of korte rokjes die vanaf de zijlijn aanmoedigen - alleen maar zee, ijs en dieren.
Die beesten weten instinctief wat ze moeten doen, en ze doen het gewoon. Volgen de witte weg door het witte landschap, vinden tussen ontelbaar veel vrouwen die van henzelf, herkennen hun kind dat ze nooit eerder hebben gezien. Liefde, zegt de voice-over. Nestdrang, zeg ik. Het meest natuurlijk verlangen ter wereld: de wil om een eigen wereld te schapen, één die beter is dan de echte. De hele kosmos in een paar vierkante meter, in drie rollen: vader, moeder en kind. De kat en ik.

Scène 2

F zapt wat langs verschillende kanalen.
Zijn telefoon gaat af. De mensen die over het toneel (A van Allen) lopen brengen samen de stem van de moeder voort.

F: Hee mam
A: Dag lieverd. Hoe gaat het met je?
F: Ja goed hoor, met jou ook?
A: Jawel. Druk op het werk hè. Ik heb een nieuwe afdelingsleider aangesteld, maar een aantal mensen zijn het er niet helemaal mee eens. Allemaal gedoe. Hee maar, jongen, waarvoor ik belde: heb je gehoord dat Jelmen op vakantie gaat?
F: Ja, hij was hier net nog.
A: Oh? Gezellig zeg. Ik heb hem alweer twee weken niet gezien.
F: Ik had hem al maanden niet gezien. Maar als Jelmen iemand nodig heeft voor de post en plantjes, dan komt ‘ie wel even langs hoor.
A: Hè Frank, wat een onzin zeg. Je zag ‘m twee weken geleden ook nog, op mijn verjaardag.
F: Ja goed, op verjaardagen lopen we elkaar eens tegen het lijf. Maar hij komt nooit naar mij toe.
A: Jij zou ook naar hem kunnen gaan.
F: Hij kan ook naar mij komen.
A: Jelmen heeft een druk leven, met z’n baan, Marileine..
F: Ik heb het ook druk!
A: Waarmee dan?
F: Dat zijn mijn zaken, verdomme! Houdt het nou nooit op? Mijn leven is van mij! Daar heeft niemand zich mee te bemoeien.
A: FRANK!
F: Ja sorry.
A: Ik probeer me nergens mee te bemoeien, maar ik maak me zorgen om je. Wanneer ga jij nou eens naar IJsland?
F: Reizen is slecht voor het milieu. IJsland gaat kapot aan al die uitlaatgassen die vliegtuigen de lucht in pompen, authentieke dorpjes worden met de grond gelijk gemaakt voor torenhoge hotels, toeristen gooien blikjes weg op natuurexcursies. Ik zie het wel op tv.
A: Op tv. Dat is niet hetzelfde als in het echt, hè. Er valt zoveel te beleven voor jou, Frank. Waarom ga je niet gewoon?
F: Ik zit hier goed.
A: Hoe goed zit jij daar nou helemaal? Ben jij eigenlijk wel gelukkig?
F: Geen mens kan continu gelukkig zijn. Geluk is een tijdelijke staat van extase, een intens moment dat nooit meer mag worden dan een moment. Te veel geluk kan een mens kapot maken.
A: Te weinig ook.
Weet je wat jouw probleem is? Jij durft niets te verlangen. Je bent zo bang om teleurgesteld te raken, dat je er niet eens naar streeft om gelukkig te worden. Jij neemt genoegen met veel te weinig. Stel jezelf doelen! Maak wat van je leven!
F: Als jij die zelfhulpboekjeswijsheid van je nou eens voor jezelf hield. Ik zit hier niet op te wachten.
A: Waarop dan wel, lieverd? Waarop wacht je nou?
F: Ik moet gaan mam. Constantijn staat aan de deur te krabben.
A: Goed. Kom binnenkort weer eens langs. En doe wat Jelmen je gevraagd heeft. En denk nog eens na over wat ik heb gezegd. Ga eens wat doen.
F: Dag mam.

Intermezzo 2

Frank loopt naar de deur, legt zijn hand op de klink.
Laat los.
Loopt terug naar de stoel, gaat zitten, kijkt naar de deur en spreekt in die richting.

F: Constantijn? Kom eens? Tut tut. Tut tut. Constant, jongen...
(..)
F: Wil je zo graag naar buiten? Waarom blijf je niet lekker even hier bij mij, joh? Het is vreselijk koud buiten.
(...)
Houd eens op.
(...)
Stijn, jongen, kom nou even gewoon hier. Wat is daar buiten nou?
(...)
Typisch. Katten zijn er toch om liefde te geven, het alternatief voor een relatie? Welnee. Ik krijg een autistische kat die wegduikt bij elke beweging die ik maak, continu naar buiten wil om angstig voor de deur ineengekropen te wachten. Waarop? Waarop wacht je, Constantijn? Op het donker worden, op een avontuur, iets nieuws?
(..)
Ken je dat gezegde, ‘beter een goede buur dan een beste vriend’? Wij hebben dat geperfectioneerd. Beter een goed thuis dan duizend avonturen. Mensen reizen omdat ze iets missen in hun leven, in hun huis. Ze zijn dwalende, de mensen die door deze straat lopen, op en neer, elke dag, elk jaar, voor eeuwig: ze gaan nergens heen, ze zijn nergens, ze weten niets. Wij mogen dan niet overal zijn, maar we zijn tenminste ergens.
(...)
(...)
Goed, ga dan maar.

Scène 3

F loopt naar de deur, opent ‘m en laat de kat eruit - dan komt een vrouw aangesneld op de deur af.

V: Ach meneer, wat fijn dat u er bent!
F wil de deur sluiten, V steekt haar voet ertussen
F: Ik liet alleen even de kat eruit.
V: Meneer, ik kom met u praten over het leven.
F: Kan dat een andere keer? Ik voel me niet goed vandaag.
V: Ik vrees dat de zaak in dat geval des te urgenter is. Ik ben hier om uw leven te verbeteren.
F: Ik ben niet geïnteresseerd.
V: U bent niet geïnteresseerd in een beter leven?
F: Mijn leven is goed genoeg. Dank u.
F opent de deur en slaat ‘m nog eens hard dicht. De vrouw slaakt een gil; haar voet zat ertussen.
V: Hoe kunt u!
F zet een stap achteruit
F: Ik.. Sorry. Excuses. Dat was niet de, ik weet niet wat er in me opkwam. Het spijt me.
V zucht.
V: Het minste wat u nu kunt doen is even naar mij luisteren.
F: Goed. Ja.

Heel zachtjes begint de muziek te spelen.

V: Ik ben hier om uw leed te verzachten. Ik weet dat uw dagen donker zijn, uw nachten koud, uw huis leeg. U probeert met alle macht de controle over uw leven te houden, u zetelt op de troon van uw leven en probeert van daaruit de elementen rond uzelf te reguleren - maar de wereld die buiten uzelf bestaat is onbeheersbaar. Uw continue poging uw leven te beheersen leidt slechts tot spanning en teleurstelling. U heeft het gevoel dat niemand werkelijk van u houdt.

F laat de vrouw in de deuropening staat, gaat zitten op de stoel en staart het publiek in. Muziek zwelt aan.

V: Maar God houdt van u, meneer! God houdt van alle mensen, ook van u. Hij heeft u Zijn liefde getoond door zijn enige zoon naar de aarde te zenden, door hem te geven voor onze zonden. Er is niets wat u ervan weerhoudt zijn liefde te aanvaarden, hem in uw leven toe te laten en te luisteren naar de stem van de heilige geest.

F legt zijn hoofd in zijn handen. De muziek wordt nu echt luid, V moet eroverheen schreeuwen. Sneeuw op de televisie.

V: Er is niets wat u ervan weerhoudt naar buiten te gaan, de ene voet voor de ander te zetten en uit deze muren te ontsnappen. U bent vrij, u bent geliefd, u bent gezegend! Adem in! Het is de lucht van de wereld, lucht die u nog nooit eerder uitgeademd hebt! Hef uw hoofd naar de hemel! Het is een dak dat u niet zelf geschilderd hebt! Omhels een ander! Het is iemand die u niet eerder gekend hebt! U kent hem nu! U ziet het nu! U ademt nu! U leeft nu! U leeft! U leeft! U LEEFT!

Intermezzo 3

In één klap moet de vrouw van het podium verdwijnen. F zit nog steeds in zijn stoel, hoofd in de handen op de knieën, maar de sneeuw is van televisie - de televisie is uit - en het licht is weer normaal. De muziek is uit. De vrouw is weg.
F heft zijn hoofd op, en spreekt tegen het publiek.

F: Ik heb genoeg gehoord, mevrouw, dank u wel. Ik geloof dat ik toch liever hier blijf. Dank u. Dag.

Slotscène

De deur staat nog steeds open. Het meisje loopt naar de deur, steekt haar hoofd erdoorheen.

Meisje: Kom je nog? We staan hier al jaren te wachten!

Licht in één keer uit (geen tijd om Franks gezichtsuitdrukking te zien), stuk is afgelopen.
Previous post Next post
Up