(no subject)

Jan 18, 2005 20:22



"Er zijn echter ook dingen in de meer nabije toekomst waar we aandacht aan moeten besteden," zei grootvader na enkele minuten waarin het doodstil was geweest. Blijkbaar vond hij dat men wel weer genoeg had nagedacht. "Ik verwacht jullie morgen alle drie om negen uur in de vergaderzaal van de legerstaf, de nieuwste ontwikkelingen moeten besproken worden en Naidur moet maar eens officieel kennismaken met deze belangrijke mannen. Ja ja, ik weet dat je ze allang kent," wuifde hij Naidur weg toen die een opmerking wilde maken, "maar vergaderingen zijn belangrijk. Ik verwacht dat jullie dan precies weten wat er aan de hand is en goede ideeen hebben."
Zouden de anderen zich er ook van bewust zijn dat grootvader hen behandelde als kleine kinderen? Lurec was er eerlijk gezegd wel aan gewend, maar het was toch een beetje vreemd af en toe. Hij knikte echter braaf en nam zich voor om dan vanavond maar verder te gaan met de verslagen en niet te gaan slapen voordat hij ze allemaal gelezen en begrepen had… hij zou toch niet kunnen slapen. Het zou vreemd zijn om weer in zijn eigen, lege bed te liggen nadat hij zo lang bij Linda had geslapen… wel, eigenlijk was het helemaal niet zo lang. Hij telde het na en kwam niet verder dan vier nachten, waarin ze per nacht steeds zo’n tien centimeter dichter bij elkaar kwamen te liggen, maar het leek veel langer. Hij had er juist naar uitgekeken om nog dichter bij haar te komen liggen… om haar lichaam met het zijne te bedekken… om misschien eindelijk haar toestemming te krijgen om verder te mogen gaan dan zoenen - hoewel hij het heerlijk bleef vinden om alleen maar dat te doen - maar daar zou nu niets meer van komen. Een leeg bed, met alleen zichzelf als gezelschap… dan las hij misschien nog liever eindeloze verslagen van vergaderingen. Als er iets saaier was dan vergaderen, waren het wel verslagen van vergaderingen, want daarin kon je niet eens lezen waar je normaal naar keek om je te vermaken - de rare kleding van de anderen, de wallen onder de ogen van degenen die de hele nacht ‘bezig waren geweest’ - terwijl men om je heen maar doorblaatte over de opbrengst van de graanvelden dit jaar ten opzichte van vorig jaar. Maar alles beter dan verlangen naar een Linda, die niet eens meer in de kamer naast hem sliep… dat was waar ook, hij moest ook nog verhuizen vanavond. Naar de saaie oude mannen.
"Ik heb een afspraak, ik moet gaan," zei grootvader plotseling kortaf - hij leek de hele avond al voornamelijk mededelingen te doen, en Lurec vroeg zich af of hij hen daarom had uitgenodigd voor het diner… normaalgesproken hadden ze echte gesprekken, vandaag was het meer eenrichtingsverkeer - en abrupt stond hij op en verliet de eetzaal. Dat was wel heel merkwaardig gedrag, zelfs voor deze zeer merkwaardige oude man, en tot zijn verbazing zag Lurec zelfs de twee doodsrivalen een verbaasde blik wisselen. Misschien was er dan toch nog hoop voor die twee.
"Wel, als het diner dan toch is afgelopen, moet ik ook maar eens gaan," zei Indira, daarmee Lurecs hoop dat hij haar vanavond zou kunnen spreken over Linda in de kiem smorend. Verdorie, dan moest het morgen maar, want Indira zag er niet uit alsof ze nu behoefte had aan iemand die even met haar meeliep naar haar kamer en haar ondertussen lastige vragen stelde. Zijn zuster moest in een goede bui zijn, dan pas zou hij nog eens uitzoeken hoe ze nu over zijn grote liefde dacht.
Lurecs zus liet haar eten - waar ze nauwelijks aan begonnen was - gewoon staan en liep weg, zonder een van de overgebleven mannen aan tafel te groeten. Naidur en Lurec keken elkaar even aan, en de oudere man glimlachte en zei: "Wel, het ziet ernaar uit dat wij met z’n tweeen overblijven… ik weet niet waar ze allebei zo vlug naartoe moeten, maar het zal vast erg belangrijk zijn. Zullen wij ons dan maar terugtrekken in een van de woonkamers, met een glas cognac en een sigaar?"
Het was niet de eerste keer dat de oudere man ‘vriendschap’ probeerde te sluiten met Lurec, en hoewel hij wist dat Naidur dit alleen maar deed omdat hij hoopte Indira van zoveel mogelijk vrienden te beroven, stond hij er niet geheel en al afwijzend tegenover. Naidur was een interessante man met veel verhalen, die ook echt luisterde naar wat een ander te vertellen had, daar was Lurec al achter gekomen tijdens een ander gesprek dat ze hadden gehad in een van de woonkamers. Maar vandaag moest hij weigeren… niet alleen omdat hij Indira gunstig wilde stemmen, maar ook omdat hij moest verhuizen en bovendien nog allerlei verslagen moest lezen.
"Het spijt me bijzonder, heer Naidur, maar ik heb het erg druk vanavond. Ik moet eerst nog uit zien te vinden waar ik vannacht slaap en zien of ze al mijn bezittingen hier hebben overgebracht naar mijn nieuwe kamer… ik durf de dienstmeisjes hier nooit helemaal te vertrouwen. Misschien dat ik vanavond nog de tijd vind om een van de woonkamers te bezoeken," weinig kans, maar hij ging de oudere man niet vertellen dat hij nog maar nauwelijks was begonnen aan de verslagen die grootvader hem te lezen had gegeven, "maar anders wens ik u een goede nachtrust en ik zal u morgen wel weer zien… ach, en beterschap natuurlijk voor uw vrouw. Het moet erg vervelend zijn voor haar om bij zulke belangrijke diners afwezig te moeten zijn."
Verdorie, hij leek Indira wel! Het was lang geleden dat er zo’n mooie, licht sarcastische maar net niet te erg stekende volzin uit zijn mond was gekomen, en het was niet eens echt de bedoeling geweest om Naidur aan zijn echtelijke problemen te herinneren. Lurec had geen flauw idee waar hij de woorden vandaan had… zou zijn zus hem soms gehersenspoeld hebben? Hij glimlachte bij het idee, knikte Naidur toen nog even toe - de Satrissi was er nog niet aan toegekomen om een antwoord op die overweldigende zin te vinden - en verliet de eetzaal toen. Pas toen hij buiten stond, bedacht hij dat hij geen flauw idee had waar zijn nieuwe kamer eigenlijk was.
Ja, bij de rest van de legerstaf - het was nog steeds even wennen om te bedenken dat hij daar feitelijk ook bij hoorde - maar waar was de rest van de legerstaf? Hij was nu niet bepaald een dagelijkse bezoeker in hun prive-kamers, om precies te zijn kon hij zich niet herinneren er ooit geweest te zijn.
Uiteindelijk liep hij maar gewoon in de richting van zijn oude kamer, in de hoop onderweg iemand tegen te komen die wel wist waar hij heen moest. Een onzinnige hoop, natuurlijk… toen hij voor de deur van zijn kamer stond - het was nog vrij moeilijk geweest om voorbij Linda’s deur te lopen zonder zelfs maar even aan te kloppen - was hij helemaal niemand tegengekomen. Binnen hoorde hij echter wel geluiden… en tot zijn verbazing was de deur ook open, hoewel hij zeker wist dat hij die op slot had gedaan toen hij er voor het laatst geweest was.
Voorzichtig opende hij de deur, en hij keek tegen de rug van een meisje met lang lichtblond haar in een zwartwit bediendenjurkje aan…
"Linda?" vroeg hij, maar al voordat ze zich omdraaide, wist hij dat het onzin was geweest om dat te zeggen. Natuurlijk was het Linda niet, grootvader was niet gek, misschien was dit zelfs wel een val of een nieuwe manier om hem in verwarring te brengen.
De ogen die hem verbaasd aankeken waren donkerbruin en het gezichtje was - helaas voor het meisje, dat er verder leuk uitzag - bezaaid met rode vlekjes die aanduidden dat ze last had van jeugdpuistjes. Nee, dit was duidelijk niet zijn Linda, en hij schold zichzelf in gedachten uit dat hij het toch even had gedacht.
"Oh, het spijt me, heer Satrissi, ik was alleen bezig uw laatste bezittingen bij elkaar te pakken… mijn naam is niet Linda, ik ben Rasa. Ik had niet verwacht dat u al zo vroeg terug zou komen van het diner, dit zijn heus de laatste spullen, mijn excuses dat ik niet klaar was met inpakken voordat u uw nieuwe kamer inkwam."
"Rustig maar," zei Lurec, die een hand ophief om het arme kind op te laten houden met excuses maken, "Ik ben eerlijk gezegd blij je hier te zien, want ik weet zelf niet naar welke kamer ik moet gaan. Het familiehoofd heeft me wel verteld dat ik zou verhuizen, maar niet waar ik mijn nieuwe kamer kan vinden. Ik ga ervan uit dat jij dat wel weet?"
"Oh, natuurlijk, heer Satrissi," zei het meisje met een opgeluchte glimlach, die haar hele gezicht oplichtte, "Volgt u mij maar, ik weet de weg."
Ze nam een stapeltje kleren onder haar arm en een tas in haar andere hand, en beleefd hield Lurec de deur voor haar open. Natuurlijk hoefde hij dienstmeisjes niet net zo beleefd te behandelen als edelvrouwes, maar in tegenstelling tot bepaalde andere mannen - en sommige vrouwen ook, vooral degenen die voor hun huwelijk niet al te rijk of belangrijk waren geweest - wilde hij best de basisregels van de etiquette aanhouden.
Hij liep achter haar aan, langs Linda’s deur, en keek toch even achterom toen ze er voorbij waren, ook al had hij zich voorgenomen om dat niet te doen. Daar, achter die deur, was het meisje wat hij nu niet meer mocht zien. Wat zou ze aan het doen zijn? Zou ze slapen, eten, lezen - nu ja, plaatjes kijken in boeken die ze niet begreep -, aan hem denken misschien? Hij kon niet even die deur openen om te zien welke van de vele mogelijkheden de juiste was, maar misschien was dat maar beter ook. Als hij haar zou zien, zou hij met haar willen praten, haar aan willen raken, en dat kon al helemaal niet. Dat was niet toegestaan. Hij moest zich inhouden.
Ze liepen door vele gangen, die Lurec allemaal zo goed mogelijk probeerde te onthouden. De Vesting was een doolhof waarin alleen de mensen die er al jaren woonden echt de weg kenden, en Rasa was blijkbaar een van hen.
"Hier is het, heer Satrissi. Ik heb al uw kleren in de kast gehangen en de andere spullen in de kamer neergelegd, ik hoop dat het naar uw zin is?"
Lurec keek naar binnen in de kamer waar zij nu de deur van openhield - een soort van omgekeerde etiquette? Ach, het was wel netjes, of je nu man of vrouw was - en was verbaasd over de grootte. Natuurlijk was de kamer waar hij net vandaan kwam ook groot geweest, dat waren alle kamers van ‘belangrijke mensen’, maar deze kamer was minstens anderhalf keer zo groot en had zelfs een mooi uitzicht… een nep uitzicht natuurlijk, want zoveel mooie natuur was er niet om de Vesting heen, maar wel prachtig.
Toch was het een lege kamer, misschien juist omdat er zoveel meubels stonden. In zijn oude kamer was hij nauwelijks geweest, maar in deze kamer had hij geen mogelijkheid om te ‘ontsnappen’, tenzij hij behoefte had om met een van de legerstafleden in bed te gaan liggen… bah, dat was een beeld dat hij niet graag zag, en hij probeerde het te verdringen door aan oorlog te denken.
Met een zucht ging hij op het bed zitten, dat een beetje doorzakte. Tussen de stapels papieren ontwaarde hij de verslagen, en hij wist dat hij eigenlijk moest beginnen met lezen - het was al negen uur en over twaalf uur moest hij alles weten wat er in die stapel papieren stond - maar hij had geen zin. Het moest. Hij had geen tijd om te wennen aan deze nieuwe kamer en na te denken over Linda. Hij moest lezen.
***
Indira zuchtte en keek de tafel rond, in de hoop dat niemand zou merken dat ze zich dood irriteerde. Gelukkig was de vergadering met de legerleiding bijna voorbij, ze dacht niet dat ze het nog veel langer uit zou houden met deze mensen. Lurec was het enige lichtpuntje in de duisternis van de vergaderzaal… ze werd genegeerd, door zowel de legerleiding als door Naidur, en het was pijnlijk om te zien hoe amiabel de rest van de tafel met elkaar omging. Daar viel zij buiten… zelfs Lurec werd nog meer geaccepteerd dan zij, alleen omdat hij als jongetje was geboren en zij als meisje. Alleen omdat hij een man was en zij een vrouw. Natuurlijk, haar broer zou een briljante legerleider zijn en ze was blij dat deze mannen dat ook zagen en hem beschouwden als ‘een van hen’ maar waarom kon zij dat niet zijn en nooit worden? Ze luisterden nauwelijks naar haar, en grootvader bemoeide zich bijna niet met de gesprekken, hij wilde dat de anderen met ideeen kwamen en luisterde alleen maar.
"Ik denk dat we zoveel mogelijk magiers hier moeten verzamelen, de Vesting is het belangrijkste punt. Ze zullen proberen ons hier te raken, en we moeten ervoor zorgen dat dat ze niet zal lukken. Ik durf te wedden dat ze hun best doen om een spion hier te krijgen en dat moeten we zien te voorkomen. We weten dat de kinderen van hun familiehoofd onderweg zijn, en ik denk niet dat Justin Stave hen dat toe zou staan als hij er niet heel zeker van was dat zijn zonen en dochter een ijzersterk plan hadden," probeerde ze zich weer in de discussie te mengen, want ze bleef het proberen. Ze mocht niet opgeven, ze moest een zo goed mogelijke indruk maken, ze moest haar plannen door zien te drukken… maar het was om moedeloos van te worden.
Tot haar verbazing keken ze haar aan, en ze zag zelfs enkele van de legerstafleden knikken, alsof ze het met haar eens waren. Zou ze dan toch eindelijk iets te zeggen krijgen? Het was de beste strategie verdorie, dat moesten ze toch wel inzien?
"Als ze niet over onze grenzen komen, komen ze al helemaal niet in de Vesting," zei Naidur, "Maar als we de grenzen niet bewaken, dan worden alle dorpen geplunderd. Dan hebben ze ons land al min of meer in bezit, het enige dat ze dan niet hebben is dit gebouw en misschien een paar vierkante kilometer hier in de buurt. Dan hebben we al verloren, ook al leven we allemaal nog. Wat wil je dan, de rest van je leven hier zitten en er niet uit kunnen, net zolang tot we uitgehongerd zijn?"
"Ik stel alleen maar voor dat we hier zoveel mogelijk magiers concentreren, want als een grote groep zijn ze sterker dan als ze zich allemaal in hun eentje in een grenspost bevinden. Natuurlijk blijven we de grenzen bewaken, en als er ergens een aanval plaatsvindt van magiers van hun kant, kunnen we zorgen dat onze magiers zich daar ook zo snel mogelijk heen verplaatsen. Maar een magier heeft ongeveer net zoveel kans om een leger tegen te houden als nul magiers, dus dan kunnen we ze toch beter hier gebruiken?"
"Ik vind dat het allemaal wel erg defensieve plannen zijn," mengde een van de oudere mannen aan tafel zich in de discussie, "Het gaat alleen maar om verdedigen, alsof we niets anders kunnen! We moeten hen juist aanvallen, hen verrassen, niet passief blijven wachten."
"Maar verdedigen is makkelijker dan aanvallen," merkte weer een ander op, waarop Lurec antwoordde: "Welnee, aanvallen is makkelijker, dan heb je je hele strijdmacht geconcentreerd op een punt, terwijl de ander de zijne moet verdelen over de hele grens. Zolang er maar geen informatie naar buiten lekt over wat wij doen en waar we het doen, is aanvallen de beste manier."
"Maar als we alle magiers hier in de Vesting halen, hebben we onze strijdmacht toch ook deels in een punt geconcentreerd? En bovendien hoeven we ons dan niet in het open veld te begeven, waar we kwetsbaar zijn. En hebben jullie er al aan gedacht dat we hun gebied nauwelijks kennen?" zei Indira, die zich in haar element voelde. Dit was wat ze wilde, nu luisterden ze naar haar… ze wist niet wat voor de ommekeer had gezorgd, maar ze wist wel dat dit haar een stuk beter beviel.
"Typisch een vrouw, die hebben niet de moed om aan te vallen," klonk plotseling een onvriendelijke stem, maar zo zacht dat niet goed uit te maken was wie het gezegd had. Indira keek Naidur aan, maar hij leek niet degene te zijn die het gezegd had… het was zijn stem ook niet geweest. Nee, het was een van die andere mannen geweest. Ze keek de tafel rond, maar niemand leek zich aangesproken te voelen door haar blik, niemand keek weg of keek juist om zich heen om te zien of iedereen wel zag hoe stoer hij was.
"Als nadenken over wat je doet een vrouwelijke eigenschap is, dan ben ik maar liever vrouw, denk ik," antwoordde ze koel. Ze zag dat grootvader haar een goedkeurende blik gaf en vervolgens opstond en zei: "Wel, dat lijkt me genoeg voor vandaag. Ik heb andere dingen te doen en jullie horen nog wel wat de plannen precies worden."
Indira was allang gewend aan de manier waarop hij plotseling kon verdwijnen, terwijl mensen nog midden in een discussie zaten, en ze was er ook aan gewend dat die discussie dan direct werd afgebroken. Natuurlijk was het heel goed mogelijk om nog door te praten over de oorlog, niemand zou hen tegenhouden, maar men deed het gewoon niet… als het familiehoofd weg was, ging iedereen weer zijn eigen gang.
De jonge vrouw wilde vlug de gang op lopen en verdwijnen naar haar eigen kamer, maar Lurec kwam naar haar toe en vroeg: "Zal ik met je meelopen, lieve zuster? Misschien kan ik je er dan van overtuigen dat we moeten aanvallen als we deze oorlog ooit nog willen winnen."
Ze keek hem wantrouwend aan, maar knikte uiteindelijk. Natuurlijk ging het hem niet om die oorlog of om aanvallen of verdedigen, ze zag de blik in zijn ogen en vermoedde dat het wel weer iets met Linda te maken zou hebben - wat had bij hem niet met dat boerenmeisje te maken? - maar als hij haar wilde spreken kon ze hem toch niet voor eeuwig blijven ontlopen.
Ze liepen samen door de gangen, maar geen van beiden zei een woord. Indira wist dat haar broer haar uit zijn ooghoeken in de gaten hield, maar ze was vastbesloten om niet zelf over Linda te beginnen. Als Lurec wilde weten wat ze nu van het kind vond, of wat er gebeurd was, dan mocht hij het zelf komen vragen, ze had wel wat beters te doen dan haar broer gelukkig maken. En ze zou hem in ieder geval niet in haar kamer uitnodigen, want ze had het nog steeds razend druk, dus als hij iets wilde bespreken dan kon hij dat maar beter hier doen. Ook al werd het dan afgeluisterd.
Ze kwamen steeds dichter bij hun doel, en nog steeds was het stil in de gangen. Lurec schraapte zijn keel een keer, maar toen Indira hem vragend aankeek - zodra ze dat deed, had ze er alweer spijt van, want ze wilde hem niet aanmoedigen - wendde hij zijn blik af en bestudeerde het tapijt op de vloer uitgebreid. Het was nog steeds hetzelfde saaie tapijt als hier al honderden jaren lag - dat vermoedde Indira tenminste - maar toch leek hij het verschrikkelijk interessant te vinden. Verdorie, waarom zadelde hij haar op met zijn gezelschap als hij alleen maar irritant bleef zwijgen? Wilde hij misschien alleen maar naar haar kamer om Linda te zien? Ze vroeg zich af of die deur nu ook in de gaten werd gehouden… ze had het vage vermoeden dat er gisternacht iemand in haar kamer was geweest, maar kon niet precies zeggen waarom ze dat gevoel had. Haar kamer voelde anders. En als er echt iemand geweest was, dan was dat waarschijnlijk in opdracht van grootvader geweest… tenzij de spionnen van de Staves werkelijk al tot in de Vesting waren doorgedrongen, maar die kans leek Indira niet zo groot. Ze zou het grootvader toch maar even vragen, als ze hem weer eens onder vier ogen sprak, maar dat zou waarschijnlijk niet vandaag zijn.
Uiteindelijk stonden ze dan toch weer voor haar kamer, en Indira wilde net de deur openen - en die vlug voor Lurecs neus dichtgooien - toen hij eindelijk dan toch iets zei. Niet iets wat ze graag wilde horen, maar goed. Het was tenminste iets.
"Mag ik even binnenkomen? Ik weet dat je het druk hebt, maar ik moet even met je praten over… ach, je weet wel. Alsjeblieft?"
Het grootste deel van haar hersenen schreeuwde haar toe dat ze nee moest zeggen en de deur moest sluiten, omdat hij haar veel te vaak om wist te praten, zeker als het om dingen ging die zo belangrijk voor hem waren. Maar een klein deel vond het niet helemaal eerlijk dat ze hem geen kans gaf en dat ze hem zo bot behandelde. Het was niet zijn fout wat Linda had gedaan, toch? En ze had er spijt van. En misschien moest ze maar leren vergeten en vergeven en al dat soort dingen, misschien zou dat haar wat aardiger maken… ze was zelf verbaasd van de dingen die ze dacht, maar uiteindelijk gaf ze toch gehoor aan de roep van haar ‘lieve’ hersenen en opende de deur voor haar broertje. Het kon toch geen kwaad?
"Dank je," antwoordde Lurec, en hij ging de kamer in. Indira liep hem achterna en vroeg zich af of ze hier nu verstandig aan deed. Waarschijnlijk niet. Waarom ze het dan wel deed, wist ze ook niet precies.
Ze zag dat hij naar de deur tussen haar kamer en die van Linda staarde, en zei scherper dan ze bedoelde: "Nee, dat gaat niet meer. Ze houden het in de gaten, ze zijn vannacht in mijn kamer geweest."
Lurec zuchtte en draaide zich om naar haar. "Ik weet ook wel dat het niet meer gaat. Of tenminste, voorlopig niet, maar het zal me lukken. Hoe gaat het met haar?"
Dat was een vraag waar Indira niet op was voorbereid, maar na even nadenken antwoordde ze: "Ik geloof dat het wel gaat. Ik weet het niet precies, ik heb haar sinds gisteravond voor het eten niet meer gezien. Ik ben nauwelijks in mijn kamer, laat staan dat ik een bezoek ga brengen aan haar kamer. Dat doe ik liefst nooit meer."
Zo, nu was het toch wel duidelijk voor hem?
"Maar zolang ze niet in jouw kamer komt, heb je toch niet echt last van haar? Tenslotte hoef je inderdaad niet naar haar kamer, en zij hoeft niet naar de jouwe. Niemand zal in de gaten houden of jij wel eens tijd met haar doorbrengt, het enige dat ze willen weten is of ik tijd met haar doorbreng."
Een sterk argument, moest Indira toegeven. Ze rommelde wat tussen haar papieren, meer om zich een houding te geven dan omdat ze iets nodig had of iets op wilde zoeken. Als ze terugdacht aan wat Linda gezegd had… ze wilde zo iemand gewoon niet naast zich hebben, zo iemand verdiende het niet om hier in de Vesting in een mooie kamer te mogen slapen zonder iets te doen behalve wachten op haar geliefde. Het was een boerenmeisje, verdomme, en ze zou nooit meer worden dan dat. Alleen haar aanwezigheid herinnerde Indira aan alles waar ze niet aan herinnerd wilde worden: eenzaamheid, en andere mensen die liefde vonden, en minachting.
"Kom op, zus, wat maakt het uit? Ze kan nergens anders heen en ik weet zeker dat ze ervoor zal zorgen dat jullie elkaar nooit ergens tegenkomen. Het enige wat ze nodig heeft is een plaats om te slapen en een dekmantel, dat kun je haar toch wel geven? Strijk eens met je hand over je hart… natuurlijk heeft ze zich verschrikkelijk gedragen, maar ze heeft er spijt van! Je hoeft niets te doen. Het is veel meer werk om haar uit haar kamer te laten zetten dan het is om gewoon hier te blijven, niets te doen, haar haar leven te laten leiden zonder welke invloed van jou dan ook… alsjeblieft? Voor mij, voor haar?"
Hij keek haar zo smekend aan dat ze haar blik maar weer op haar werktafel richtte. Tja. Hij had gelijk, dat kon ze niet ontkennen, en eigenlijk maakte het ook weinig uit. Het punt was dat Linda bestond en dat alleen al zou haar, Indira, er altijd aan doen herinneren dat ze een verdroogde oude vrijster was. Het maakte inderdaad niet uit waar Linda woonde. Maar misschien liet ze zich wel weer te makkelijk ompraten door haar kleine broertje en zou ze er straks ontzettend spijt van krijgen, want dan kon ze natuurlijk niet meer terug… maar was het dan wel eerlijk om terug te komen op haar eerdere belofte dat Linda best voor haar kamermeisje mocht spelen?
"Wel, goed dan," hoorde Indira tot haar eigen verbazing uit haar mond komen, hoewel de twee stemmen in haar hoofd er nog lang niet uit waren - en klonk dat niet verschrikkelijk schizofreen? Stemmen in je hoofd, verdorie - en ze zag het gezicht van haar broertje oplichten.
"Dankjewel, Indira! Echt heel erg bedankt. Ik zal zorgen dat je totaal geen last van haar hebt, en als je nog iets nodig hebt of wil dat ik iets doe, dan moet je het maar zeggen. Het is echt… dank je."
Ze knikte wat onwillig, nog steeds niet zeker of het nou handig was geweest. Ja, natuurlijk had hij eigenlijk wel gelijk en het was een goede daad van hem geweest. Eigenlijk had ze ook helemaal geen tijd om zich er zorgen over te maken wat andere mensen van haar vonden, tenzij die mensen iets te zeggen hadden over wie er wel of niet familiehoofd zou worden over een poosje. Linda deed er duidelijk niet toe.
"Ja ja, ga nu maar weer, ik moet nog een hoop doen," zei ze, terwijl ze een beetje onhandig met haar papieren omging, waardoor de helft op de vloer belandde. "En jij zult het ook wel druk hebben met… alles, de oorlog etcetera."
"Ja, ik moet volgende week vertrekken," zei Lurec met een zucht, maar toen verdween hij gelukkig eindelijk uit haar kamer. Indira plofte neer op een stoel en steunde haar hoofd met haar handen. Ze voelde een hoofdpijn opkomen, en dat terwijl het nog steeds redelijk vroeg was… nog niet eens tijd voor de lunch. Ze nam zich voor om niet meer na te denken over dit gesprek of Linda in het algemeen. Er waren veel belangrijker dingen om zich op te concentreren, en mocht ze ooit nog eens vrije tijd krijgen, dan kon ze die beter doorbrengen in de sportzalen… ooit zou ze Naidur verslaan, dat had ze zichzelf beloofd. Nee, ze zou hem twee keer verslaan. Ze zou familiehoofd worden en ze zou hem tot overgave dwingen in een duel. Misschien raakte hij er dan eindelijk van overtuigd dat ze gelijkwaardig waren en dat hij niet zo op haar neer moest kijken.
***

Previous post Next post
Up